De Hei was toen een groot verwaarloosd deel van Berlaar en zelfs stukjes van de omliggende gemeenten maakten deel uit van die onherbergzame streek. Heide, struiken, zilverberken, grachten en allerlei afval van vroegere bewoning van ongure figuren omschreven voor een groot deel de kern van onze huidige gemeenschap. En rond die onherbergzame streek had men een achttal woonkernen.
Enkele huisjes gemaakt van hout of hout met leem. Onvergelijkbaar met de huidige leefomstandigheden. De mensen verdienden hun kost, of moet ik schrijven ‘bleven in leven’, door eigen voorzieningen. Wat groenten in de tuin, één of meer koeien in de familie, een paar schapen of geiten. Eigenlijk heeft een mens niet zoveel nodig om te leven. Om te leven als toen, bedoel ik.
En dan waren er nog de roversbenden, meestal deserteurs van het ene of andere leger en wat nietsnutten die in die ruime vlakte verbleven en zo nu en dan een overval pleegden en het de gewone zorgzame mens nog lastiger maakten. Berlaar en nog een twintigtal dorpen werden beheerd door de heren van Berlaar, De Berthouts. Anderzijds maakte dit groot gedeelte van de huidig provincie Antwerpen deel uit van Het Land van Mechelen. In 1559 richtte men het bisdom Antwerpen op. Berlaar behoorde toen tot de dekenij Herentals. Voor de kerkdiensten moest men naar Berlaar, Itegem, Koningshooikt, Beerzel, of … Ten minste vier of vijf kilometer ver. En dat over wegen die normaal gezien al niet zo bewandel- baar waren, om maar niet te spreken van wintertoestanden met sneeuw en ijzel.
"Als men een kerkdienst wilde volgen, moest men minstens 5 km verder"
Neen, onze voorouders hadden het niet gemakkelijk. Maar er kwam beterschap. Men maakte werk van de verbindingswegen. Men groef grachten links en rechts van de grote wegen en met de uitgegraven grond verhoogde men het wegdek. Ook werden afval van de steenbakkerijen (o.a. die van Klein Boom te Putte; het huidig ‘hallencomplex’) en andere opkomende industrieën gebruikt om de weg een eerste verharding te geven.
In 1838 werd de provincieweg van Lier richting Heist-op-den-Berg, die al tot op de Gangelberg gekasseid was, doorgetrokken, dwars door het onherbergzaam gebied van de heide met zijn moeras- gebieden. Later reed een diligence over deze weg van Lier tot in Aarschot.
Maar onze woonkernen bleven groeien. Ook de eerste stenen gebouwen werden opgericht. Maar het probleem van een school op de Hei en een kerk bleef maar aanslepen. De gemeente Berlaar was niet wild enthousiast over de vraag naar een school en een kerk voor de mensen van de Hei. Ze moesten maar naar een andere bestaande school gaan, vond men. Maar die van de Hei bleven niet bij de pakken zitten. “Je moet met de gepaste argumenten proberen je gelijk te halen”, zei Gommarus Bruyndoncx. Dat schreef meester De Belser in zijn boek ‘Geschiedkundige schets over de scholen en het onderwijs te Berlaar-Heikant’.
Einde 1865 of begin 1866 werd aan de gemeente Berlaar een school aangevraagd. Het zou een verkeerd beeld geven als men nu zou denken dat er voor de officiële installatie van een school, op de Hei geen onderwijs gegeven werd. Ja, verschillende private scholen waren ook op de Hei actief. Maar dat was vooral een kwestie van centen. Eenvoudige Heikneuters, arme mensen, konden natuurlijk geen private school betalen. Vandaar dat iemand zei: ‘Als je geld hebt, kun je kopen!’. Zo was er bijvoorbeeld al in 1835 een schooltje op de Gangelberg.
Bovenste kaart: de Ferrariskaarten (1778), daaronder ter vergelijking het huidige stratenplan. We herkennen o.a. de Smidstraat, Gangelberg en de Heidestraat. Let op: er was nog geen sprake van de Aarschotsebaan! Die werd pas 60 jaar later, in 1838, aangelegd.
Na veel moeilijkheden en tegenwerkingen van de gemeenten Berlaar en Itegem, werd tot het bouwen van een school besloten. Op 23 april 1867 stemde de gemeenteraad van Berlaar in met de bouw van de school voor kinderen van de gehuchten Heikant, Leemputten en Heesten. De gemeente Itegem zou 2/5 van de kosten betalen. In 1870 was de school beschikbaar. Tussen de 60 en 70 leerlingen waren aanwezig en volgden leergierig de lessen. De armste mensen konden hun kinderen niet naar de school sturen omdat die thuis moesten helpen. Wil men eten dan moeten er centen zijn, was toen de stelling. In 1897 werd het klooster van de zusters Maricolen gesticht op de Hei. Zij zouden later de meisjesschool oprichten.
Ruim zes jaar na de oprichting van de gemeenteschool, wilden die van de Hei, die niet bij de pakken bleven zitten, terug proberen om een kerk te mogen laten bouwen. Volhouden was de boodschap. Op 20 september 1871 antwoordde het gemeentebestuur van Berlaar ‘dat die van Itegem maar een kerk moesten bouwen (Heesten, …). Natuurlijk, dat was het goedkoopste voor de gemeente Berlaar. Want toen net als nu, hadden de gemeenten geen geld. Maar de mensen van de Hei zochten naar een oplossing. Ze vergaderden regelmatig in ‘Den Ossenkop’ of in ‘Het Jagershuis’. (zie p. 14) De plaats waar de kerk moest komen was een belangrijk twistpunt. Maar de kinderen van de overleden Ivo De Reyck schonken een stuk grond van 1 ha groot aan de kerk. Dat stuk grond was gelegen aan de draai van de Aarschotsebaan en iedereen vond dit een ideale plaats voor een kerk, kerkhof en pastorie.
"Private scholen waren ook op de Hei actief. Maar dat was vooral een kwestie van centen."
In mei 1875 stuurde men een verzoekschrift naar de bisschop. Het bisdom stelde voor om een hulpkapel te bouwen. Daarvoor had men 6.000 frank nodig. Men zamelde geld in en het bleek geen probleem te zijn. Men stelde vast dat er zelfs 500 frank te veel was rond gehaald. Over inzet van de mensen van de Hei gesproken. In de zomer van 1875 werd de voorlopige kapel opgericht, maar in november, op de tweede zondag van november werd de kapel door een storm vernield. In de zomer van 1876 was alles terug klaar. 32 meter lang, 10 meter breed en de voor- en achtermuren waren 4,25 hoog.
Ondanks het verzet van het gemeentebestuur werd bij KB van 26 oktober 1876 de oprichting van de parochie Sint-Rumoldus onder Berlaar een feit. Met daarin (delen van) “Heykant, Heesten, Werf et Oosterheyd”.